Gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd

Jaarlijks wordt in het kader van de ‘Planning en Control cyclus’ door uw Staten de kaderbrief vastgesteld. De kaderbrief 2017 met het financieel perspectief vormt de basis voor de wijzigingen van de ramingen in deze begroting ten opzichte van de meerjarenraming 2016-2019. Daarnaast zijn in de begroting een aantal autonome ontwikkelingen verwerkt en een aantal onvermijdelijke ontwikkelingen meegenomen. In de programmahoofdstukken vindt u de financiële gevolgen per programma en per operationeel doel toegelicht. Op deze plaats vermelden wij de meer algemene opmerkingen en geven per kostensoort aan waarop de ramingen zijn gebaseerd.

Overzicht exploitatie en mutaties reserves gespecificeerd naar kostensoort (x 1.000 euro)

Jaar

2016

2017

2018

2019

2020

Exploitatie

Baten

-556.571

-429.571

-433.393

-420.724

-423.897

Apparaatskosten

106.357

104.889

101.522

100.893

99.943

Directe lasten

131.010

137.682

142.766

108.908

124.640

Kapitaallasten

98.716

12.758

18.746

25.569

30.632

Overdrachten

279.625

176.581

137.608

145.089

130.866

Totaal Exploitatie

59.136

2.339

-32.751

-40.265

-37.816

Reserves

Baten

-247.422

-185.089

-184.793

-151.569

-111.041

Stortingen

188.285

182.750

217.544

191.337

132.357

Totaal Reserves

-59.136

-2.339

32.751

39.769

21.316

Totaal

0

0

0

-496

-16.500

Baten

De ramingen van de baten zijn o.a. gebaseerd op:
De opgaven van december 2015 van de belastingdienst over de opcenten (Zie paragraaf “Provinciale heffingen”). Er is geen belastingverhoging toegepast.
De meicirculaire 2016 van het provinciefonds. In de kaderbrief konden de effecten van deze circulaire nog niet worden meegenomen. In de begroting is de raming geactualiseerd op basis van deze circulaire
Een actualisatie van de renteberekeningen (Zie de paragraaf “Financiering” en tabel 5.3.6 “Overzicht renteresultaat”).

Apparaatskosten

De basis voor de raming van de salariskosten is de vastgestelde formatiesterkte. Andere apparaatskosten zoals voor huisvesting worden jaarlijks mogelijk naar de verwachte werkelijkheid geraamd, waarbij het totale in de begroting opgenomen bedrag als kaderstellend geldt.

Kapitaallasten

De ramingen van de kapitaallasten voor investeringen zijn met name gebaseerd op het PMI en PMO (vervanging), die gelijktijdig met deze begroting aan uw Staten worden voorgelegd.
Zoals gemeld in de perspectiefnota 2021, vastgesteld door PS in november 2013, hebben de investeringen die in PMI en PMO worden opgenomen een doorlopend karakter. Voor de periode na 2023 leidt dat tot budgettaire uitdagingen. Ten eerste is in het budgettair kader dan geen ruimte meer opgenomen voor kapitaallasten van nu nog niet geprogrammeerde investeringen. Ten tweede zullen, door het verwachte toekomstige financieringstekort, investeringen wellicht met geleend geld gefinancierd moeten gaan worden. Een stijgende rente kan dan voor een toenemend beslag op de provinciale middelen gaan zorgen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat op basis van de huidige ramingen dit pas in een periode na 2024 zal gaan gebeuren.
Bij de deze begroting is de interne rente op nul gezet als gevolg van de lage marktrente.

Directe lasten en overdrachten

De directe lasten en overdrachten zijn gebaseerd op de bedragen in de meerjarenraming 2017 – 2020. Daarnaast zijn de mutaties voortvloeiend uit de kaderbrief 2017 verwerkt.
Het onderscheid tussen de onderdelen directe lasten en overdrachten is op het moment van begroten minder relevant, omdat hiertussen in de loop van het jaar veel verschuivingen plaatsvinden. Dit komt omdat budgetten in eerste instantie op directe lasten worden geraamd. De budgetten verschuiven naar overdrachten als bepaald is dat er bijvoorbeeld ook werkelijk een subsidieregeling is vastgesteld of is bepaald op welke manier (subsidie of deelname aan een project) een provinciaal doel moet worden bereikt.