Veranderingen in het BBV en het EMU-saldo
In mei 2014 is het rapport ‘Vernieuwing van de begroting en verantwoording van gemeenten’ van de commissie Depla verschenen. In dit rapport staan zeven adviezen voor vernieuwing. Rode draad in deze adviezen is het streven om het inzicht in de financiële positie- zeker ook voor niet specialisten- en het onderling vergelijken van begrotingen beter mogelijk te maken. Onder leiding van het ministerie van BZK zijn deze adviezen verder uitgewerkt. Het definitieve Wijzigingsbesluit Vernieuwing BBV is op 17 maart 2016 geplaatst in het Staatsblad. De wijzigingen gaan in per 01-01-2017. De wijzigingen in het BBV hebben betrekking op de volgende onderwerpen:
- Verscherpte boekhoudregels voor grondexploitatie;
- Uniforme taakvelden;
- Beleidsindicatoren;
- Verbonden partijen;
- Verplicht programma voor Overhead;
- Verplicht activeren van investeringen met maatschappelijk nut;
- Beter inzicht in het EMU-saldo
Ad 7 Beter inzicht in het EMU-saldo; wat houdt de vernieuwing in?
Met het oog op een betere raming en beheersing van het EMU-saldo wordt in het nieuwe BBV een geprognosticeerde begin- en eindbalans voorgeschreven. Dit betekent dat vanaf de begroting 2017 een geprognosticeerde begin- en eindbalans wordt opgenomen op basis waarvan de berekening van het EMU-saldo voor de jaren t/m 2020 afgeleid kan worden. Met het opnemen van de geprognosticeerde balans krijgen de Staten meer inzicht in de ontwikkeling van onder meer investeringen, het aanwenden van reserves en voorzieningen en in de financieringsbehoefte.
Waarom wordt de vernieuwing doorgevoerd?
Het EMU-saldo is een saldo op kasbasis. Omdat provincies een stelsel van baten en lasten hanteren, krijgt het EMU-saldo niet de aandacht in de begrotings- en verantwoordingscyclus die nodig wordt geacht. Voor provincies (en gemeenten en waterschappen) is het van belang om te weten of de individuele referentiewaarden van het EMU-saldo die voor de individuele provincies berekend zijn, meerjarig overschreden worden. Omdat het consequenties heeft als de norm macro overschreden wordt, is het voor individuele overheden van belang om meerjarig op de individuele referentiewaarden te sturen[1].
nb. In het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) van 14 september 2015 is afgesproken de EMU-tekortnorm voor 2016 vast te stellen op -0,4% van het bruto binnenlands product (bbp). Tevens is afgesproken dat de EMU-tekortruimte niet nader wordt verdeeld over de provincies, gemeenten en waterschappen. Hierdoor zijn voor 2016 geen individuele referentiewaarden beschikbaar. Op moment van schrijven is de referentiewaarde voor 2017 nog niet bekend gemaakt.
[1] In het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) van 14 september 2015 is afgesproken de EMU-tekortnorm voor 2016 vast te stellen op -0,4% van het bruto binnenlands product (bbp). Tevens is afgesproken dat de EMU-tekortruimte niet nader wordt verdeeld over de provincies, gemeenten en waterschappen. Hierdoor zijn voor 2016 geen individuele referentiewaarden beschikbaar. Op moment van schrijven is de referentiewaarde voor 2017 nog niet bekend gemaakt.